Paragrafen

4. Financiering

Om een grens te stellen aan kortlopende financiering is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal bij aanvang van het dienstjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van 8,5%. De kasgeldlimiet (de ruimte voor korte financiering) was in het verslagjaar (8,5% van het begrotingstotaal van € 93.947.000) € 7.985.000. Bij overschrijding van de kasgeldlimiet moet een langlopende geldlening worden aangetrokken.

Kasgeldlimiet
(bedragen x € 1.000)

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

Omvang vlottende korte schuld (A)

4.841

9.071

10.057

1.294

Opgenomen gelden < 1 jaar

967

5.522

7.209

0

Schuld in rekening courant

3.874

3.550

2.848

1.294

Vlottende middelen (B)

250

256

162

192

Totaal netto vlottende schuld (A-B)

4.591

8.815

9.894

1.102

Toegestane kasgeldlimiet

7.985

7.985

7.985

7.985

Ruimte onder de kasgeldlimiet

3.394

-830

-1.909

6.883

Begrotingstotaal 2023 (C)

93.947

93.947

93.947

93.947

Percentageregeling (D)

8,5%

8,5%

8,5%

8,5%

Kasgeldlimiet (C x D)

7.985

7.985

7.985

7.985

In het verslagjaar is de kasgeldlimiet niet structureel overschreden. In het financieringstekort is voorzien door kasgeldleningen aan te trekken met een kortere looptijd. Dit is voordelig, omdat de korte rente over het algemeen lager is dan de lange rente.

Deze pagina is gebouwd op 07/15/2024 08:39:36 met de export van 07/15/2024 08:28:14