Om een grens te stellen aan kortlopende financiering is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal bij aanvang van het dienstjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van 8,5%. De kasgeldlimiet (de ruimte voor korte financiering) was in het verslagjaar (8,5% van het begrotingstotaal van € 93.947.000) € 7.985.000. Bij overschrijding van de kasgeldlimiet moet een langlopende geldlening worden aangetrokken.
Kasgeldlimiet | kwartaal 1 | kwartaal 2 | kwartaal 3 | kwartaal 4 | |
Omvang vlottende korte schuld (A) | 4.841 | 9.071 | 10.057 | 1.294 | |
---|---|---|---|---|---|
Opgenomen gelden < 1 jaar | 967 | 5.522 | 7.209 | 0 | |
Schuld in rekening courant | 3.874 | 3.550 | 2.848 | 1.294 | |
Vlottende middelen (B) | 250 | 256 | 162 | 192 | |
Totaal netto vlottende schuld (A-B) | 4.591 | 8.815 | 9.894 | 1.102 | |
Toegestane kasgeldlimiet | 7.985 | 7.985 | 7.985 | 7.985 | |
Ruimte onder de kasgeldlimiet | 3.394 | -830 | -1.909 | 6.883 | |
Begrotingstotaal 2023 (C) | 93.947 | 93.947 | 93.947 | 93.947 | |
Percentageregeling (D) | 8,5% | 8,5% | 8,5% | 8,5% | |
Kasgeldlimiet (C x D) | 7.985 | 7.985 | 7.985 | 7.985 |
In het verslagjaar is de kasgeldlimiet niet structureel overschreden. In het financieringstekort is voorzien door kasgeldleningen aan te trekken met een kortere looptijd. Dit is voordelig, omdat de korte rente over het algemeen lager is dan de lange rente.