Jaarrekening

5. Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balansonderdeel anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het eind van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als bate genomen op het moment waarop het
dividend betaalbaar wordt gesteld.

De algemene uitkering wordt in de jaarrekening opgenomen conform de in het jaar laatst
gepubliceerde accresmededeling, die doorgaans is opgenomen in de septembercirculaire van het boekjaar. Eventuele gevolgen van de ontwikkeling van de rijksuitgaven via de trap-op-trap-af systematiek die bekend worden na de septembercirculaire zoals bijvoorbeeld in de jaarlijkse Najaarsnota van het rijk, vinden nog geen doorvertaling in het accres. Omdat de decembercirculaire geen bijstellingsmoment is voor het accres zijn de gevolgen hiervan voor het accres nog onbekend. Op grond hiervan dienen alle gemeenten en provincies in de jaarrekening van jaar t de gemeente- respectievelijk de provinciefondsuitkering op te nemen overeenkomstig de in jaar t laatste gepubliceerde accresmededeling, te weten de septembercirculaire van jaar t. Voor een toelichting op de ontvangen budgetten uit de decembercirculaire 2023 wordt verwezen naar onderdeel Algemene dekkingsmiddelen .

Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden en overlopende vakantiegeld- en verlofaanspraken.

Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Indien er sprake is van (éénmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld reorganisaties) wordt wel een verplichting opgenomen.

Investeringen moeten verplicht worden geactiveerd en afgeschreven over de verwachte gebruiksduur conform de voorschriften voor investeringen met economisch nut.

Deze pagina is gebouwd op 07/15/2024 08:39:36 met de export van 07/15/2024 08:28:14